Onze webmaster Tony De Wilde werd in april gecontacteerd door de redactie van de Canon van Vlaanderen. Ze wilden een oude foto van het station van Klein-Sinaai om te gebruiken als voorbeeld van hoe de stations er destijds uitzagen.
De Canon van Vlaanderen bestaat uit zestig onderwerpen, vensters genoemd. Die vensters zijn chronologisch geordend. Elk venster is opgebouwd uit een blikvanger en een iconisch beeld, een thema en twee focuspunten. Naast de illustraties in de tekst heeft elk venster ook een lint van beelden met complementaire informatie. Het venster wordt afgerond met een ‘meer wetenlijst’: VRT archiefbeelden, leestips, musea, wandelingen en andere belevingsmomenten. Sommige vensters bevatten ook een historische kaart. Alle historische kaarten vind je samen onder de rubriek Interactieve kaarten.
De zestig vensters zijn ook gegroepeerd in zeven hoofdlijnen, die je apart kan selecteren.
De link naar het artikel over het station van Klein-Sinaai vind je hier:
https://www.canonvanvlaanderen.be/events/de-eerste-treinrit/
De spoorlijn 54 Mechelen-Terneuzen bestaat dit jaar 150 jaar. De lijn 77 Zelzate - Sint-Gillis-Waas is een zijspoor, maar we springen graag op de feestwagon. Wat nu een mooi fietspad is, was ooit een spoorlijn die personen en goederen vervoerde.
Tony De Wilde interviewde tal van getuigen en stelde een uitgebreide reportagereeks samen over diverse onderwerpen die met het station Klein-Sinaai te maken hebben.
U hoort geluidsfragmenten met verhalen en geheimen van oude bewoners van Klein-Sinaai die ooit gebruik maakten van het spoor of de gebouwen.
Lees meer...
We konden de archieven van de stad Sint-Niklaas inkijken. Klein-Sinaai behoorde vroeger immers tot Sinaai.
Hierbij de belangrijkste mijlpalen, samengevat uit de vele geschriften met pen en inkt geschreven.
Het spoor ligt er sinds 1871
Het station staat er sinds 1881
Op 01/09/1952 reed de laatste personentrein.
In 1970 reed de laatste goederentrein.
Lees meer...
Andrea Schobijn vertelt hoe het was om met de trein te reizen.
De eerste zondag van september ging ze met de familie naar Baarle Drongen om op sacramentsdag bij de tante nonnekes te bezoeken.
Voorts ging men van hieruit vaak naar Stekene dorp of naar Moerbeke.
Luc Verschraege vertelt over de kaartjesknipper en hoe men een ticket kocht. De tuin van zijn ouderlijk huis (beenhouwerij) liep tot aan de overkant van de route. Om eieren uit het kippenhok te halen, moest men achteraan in de tuin eerst de route oversteken.
“Ik smokkelde soms boter naar Antwerpen met de trein.”
René De Clerck en Germaine Van Vlierbergen waren bareeldraaiers in de jaren ‘30 en ‘40.
Ze hadden 4 kinderen. Yvonne, Ivette, Eveline en Louis.
Louis werd in 1935 in het station geboren en beleefde daar zijn kindertijd. Hij vertelt over het werk van zijn familie bareeldraaiers en hoe het huis was ingericht.
De eerste passagierstreinen kwamen al om 6u ‘s morgens. De goederentreinen kwamen leveren op de middag.
De bareeldraaier zat 8 uur lang in het routehuisje te wachten op telefoon van Bosdorp of Moerbeke. Dan draaide hij de bareel over de weg en werd het verkeer tegengehouden.
De goederentrein reed na de middag. ‘s Morgens en ‘s avonds reden de passagierstreinen. De laatste reizigerstrein reed op 01/09/1952. Na de stoomtrein, werd het spoor nog enkele jaren gebruikt voor een dieseltreintje waarin voorin en achterin een stuurkabine was.
Er werd veel bietenpulp en kolen geleverd, maar ook aardappelen, meststoffen, bomen en zelfs duiven. Jeanne München en haar man hadden een kolenhandel. Van zodra de trein binnenreed, begon met manueel en zo snel mogelijk te lossen. De trein kon enkel leveren als hij van Moerbeke kwam hij via de wissel achteruit moest rijden tot aan de loskade. Daar lag dubbelspoor van waar nu treinspeeltuigje staat tot aan de bomen op het einde van het grasveld. De laatste goederen trein reed in 1970. Hieronder ziet u de wissel.
Mon en Gerard Verschraege waren getuige van een vliegtuig dat neerstorte in de Polken.
De Amerikaanse piloot kon zichzelf redden met de parachute. De broers Verschraege konden de piloot overtuigen om hem te verstoppen boven de orangerie van Kasteel Ter Eiken, om zo uit handen van de Duitse bezetter te blijven.
De dag nadien hoorde de piloot de goederentrein rijden en hij liep richting het station om de trein in te halen. Hij kwam te laat en verstopte zich in een blok koren.
De broers vonden hem opnieuw, brachten hem terug in veiligheid. Ze deden hem burgerkledij aan, die toch klein uitviel in tov het grote postuur van de piloot. René De Weirdt bracht hem daarna weg met de tandem naar Sint-Niklaas.
Het bijzondere is, dat de familie Verschraege vele tientallen jaren later nog nieuwjaarswensen bleef ontvangen van de geredde piloot. Een bepaald jaar bleven de kaartjes weg en was de man allicht overleden.
Dit waren de werkers van de Vrijwillige Arbeidsdienst van Vlaanderen (1941 - 1944). In de plaats van een wapen droegen ze een schop en spade op de schouder en rug. De VAVV was eerst een onafhankelijke organisatie onder toezicht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1943 trokken de Duitsers de werking volledig naar zich toe. Deze jongens namen, zoals de naam het zegt, vrijwillig dienst. Ze moesten minstens 18 jaar zijn en tekenden voor zes maanden, een termijn die verlengd kon worden. Vaak ging het om studenten, die te kiezen hadden tussen fabriekswerk of de VAVV. Ook Vlaamse idealisten en jonge werklozen. In ‘kamp Baudeloo’ verbleven sinds mei 1943 een honderdvijftigtal arbeidsmannen. Geregeld verplaatsten ze zich te voet, al zingend naar de Heirnisse of de velden. Ze maakten grachten, de Stekense Vaart en Molenbeek schoon en zetten verwaarloosde stukken land om in vruchtbare akkers. Ze hadden eigen kampliederen en hielden af een toe een Vlaamse kermis.
Slagerijen zoals Verschraege mochten vlees leveren aan het kamp. Af en toe konden de kinderen van de buren ook genieten van de lekkere keuken. In 1944 werd de V.A.V.V. ontbonden en werd het kamp achtergelaten. Het leegstaand kamp werd door het Duits leger bij hun aftocht overgenomen; ze lieten bij hun vlucht wapens en munitie achter.
De bruinhemden waren werkers van de Vrijwillige Arbeidsdienst van Vlaanderen (1941 - 1944). In de plaats van een wapen droegen ze een schop en spade op de schouder en rug. De bruinhemden keerden tegen het einde naar huis terug. Het leegstaand kamp werd door het Duits leger bij hun aftocht overgenomen; ze lieten bij hun vlucht wapens en munitie achter.
Vooraleer de laatste Duitse soldaat verdwenen was, werd het kamp door de omwonende bevolking volledig leeg geroofd. In de ogen van de mensen was het kamp immers van niemand eigendom.
Gezien de grote nood aan comfort en goede woningen, hadden veel mensen baat gehad dat het kamp was blijven bestaan.
Veel mensen sliepen immers in stallen. Enkele getuigen vertellen over hoe zij de afbraak mee beleefden.
Er staan in Klein-Sinaai, Moerbeke en Stekene zeker nog soeveniers zoals kasten, stoelen, schoppen.
De grootmoeder van Andrea Schobijn ging 1935 na de mis winkelen op Oostvaart en werd gegrepen door de goederentrein. Zij vertelt over dit tragische ongeval.
De auto van Gerard Linthout waarin ook 2 kinderen zaten, werd op 03/05/1967 gegrepen door de goederentrein op de onbewaakte overweg aan de Wittingstraat.
Hij en zijn dochtertje Marie-Jeanne overleefden de aanrijding niet. Zoontje Guido liep erge verwondingen op, maar overleefde. Onder grote belangstelling werden vader en dochter ten grave gedragen in Stekene. Het was de laatste tocht van een oppassende huisvader die leefde voor zijn mooi gezin.
Het personenvervoer was toen al sinds 1952 afgeschaft.
De goederen trein reed op dat ogenblik nog enkele keren per week. Korte tijd later, in 1970 werd ook het goederenvervoer afgeschaft.
Na het sluiten van het station kwam er een kantoortje van de post van Klein-Sinaai.
Eerst deed de postbode zijn ronde en om 11u15 ging het kantoor open. Dan konden de mensen postzegels kopen, pakjes versturen, overschrijvingen doen, betalingen uitvoeren...
Er waren twee overvallen. De eerste met facteur Eurèl Cerpentier (zie artiekel). De tweede overval was overdag in 1983. Willy Merckx getuigt hoe de overval een diepe indruk op hem maakte. De overvaller bedreigde Willy met een wapen. Normaal gezien haperde de sleutel van de brandkast altijd, maar die dag opende de brandkast direct, tot grote opluchting van Willy.
Het station deed ook dienst als stempellokaal. Werklozen kregen elke dag een andere afspraak, om zwartwerk te voorkomen. Ook de ziekenkas had er hun kantoor.
In Klein-Sinaai waren enorm veel cafés. Deze waren vooral op zondag open. De mensen ging na de mis gaan 'bollen' of kaarten.
CECILIA (1866) met Theophil en zoon Remi De Pril was vlak naast route. Naast Remi De Pril, was het café van Theofiel en Kamiel David (vrijgezellen), bijgestaan door Celesta Meuleman (Lesta).
DE VEEHANDEL (1886) Op de hoek van de Edgard Tinelstraat van Frans De Weirdt. Daar zaten de veekoopmannen en de douane om een carte-passanvant uit te reiken. De kaart moest men tijdens het transport van vee geldig laten maken op bepaalde posten binnen de tolkring.
Rechtover de pastorij was Honore Ferket (Kei) en Maria David,
verder het nog bestaande café De Oude Route van Omer Goossens.
Café van Bocxlaer is af en toe nog open en is sinds 1939 beenhouwerij en herberg.
“Vroeger wist men alle roddels over Klein-Sinaai”