Het Spookhof werd ook de Pecsteenhoeve, Verdoemde Hoeve of Baggaarthof genoemd.
Vier verschillende namen voor één en hetzelfde verdwenen boerenhof. Vooral namen als verdoemde hoeve of spookhof vallen hierbij op. Deze zijn niet moeilijk te begrijpen als men weet wat er zich in de loop van jaren aan schijnbaar mysterieuze of onverklaarbare feiten heeft voorgedaan.
Dit boerenhof zou volgens sommige bronnen in de jaren 1700 gebouwd zijn. Een exacte datum valt niet te achterhalen wegens gebrek aan voldoende kaartenmateriaal uit die periode. Op de kaart van Ferraris (1771-1778) vinden we de hoeve echter niet weer. Met de komst van Graaf De Pas in de 19de eeuw is er voor het eerst met zekerheid sprake van een hoeve. Op een kaart van het Militair Geografisch Instituur van Brussel uit de periode 1938-1939 staat ze zeer duidelijk afgebeeld. Vooral de grootte van de schuur valt op. Op een andere militaire kaart uit 1944 staat ook zeer duidelijk de hoeve getekend. En dit ondanks het feit dat ze met zekerheid is afgebroken in 1943. De reden hiervoor kan te vinden zijn in het feit dat, nadat men de gegevens ter plaatse heeft opgetekend, er een tijd overgaat alvorens men de kaart uiteindelijk tekent. Dit is zeker aannemelijk daar men in volle oorlogstijd zat. Op een kaart uit 1966 vinden we zeer duidelijk de kadastrale afbakening van de hoeve weer, nl Stekene sectie C perceel 26f.
Tevens vinden we hier nog de woning getekend met kadasternummer 26n. De reeds afgebroken woning werd dus nog vermeld. Al bij al kunnen we toch stellen dat het om een oude hoeve gaat, zeker als we ons baseren op de resten die we nu nog vinden.
Deze hoeve (1) was gelegen in het grensgebied van Moerbeke-Waas en Klein-Sinaai ten zuiden van de expressweg N49 (2) in het bosgebied dat gemeentelijk bekend staat als de Baggaart (3). De hoeve bevond zich net op het grondgebied Klein-Sinaai op het kruispunt van twee dreven. De ene is de dreef (4) die vóór de aanleg van de N49 van de Klein Sinaaistraat naar het Riethof (5) in de wijk Pereboom liep. Deze dreef vormt daar tevens de scheiding tussen Moerbeke en Klein-Sinaai. Momenteel is deze dreef, waarnaast de Wullebosbeek (6) loopt, voor het grootste deel afgesloten, omdat ze ook door het waterwingebied WPC Klein-Sinaai (7) gaat. Een stuk van deze dreef, namelijk van aan de hoeve tot de expressweg is nu herschapen in een bos bestaande uit doorgeschoten hakhout (10). De andere dreef vormt de Papdijk (8). Volgens enkele bronnen zoud de hoeve mogelijk ook bereikbaar geweest zijn langs een boswegel (9). Op oude kaarten staat deze wegel echter niet, zodat we kunnen aannemen dat ze van recentere oorsprong is door bijvoorbeeld vakantiewoningen. Deze wegel is nu nog steeds te vinden op de stafkaart.
Geschiedenis:
De hoeve was gelegen in een gebied dat mn het Houtland noemt. Het Houtland bevindt zich hier tussen de Moervaart en de Papdijk. Onder de Moervaart zitten we in de meersen en boven de Papdijk in de polders. Het Houtland vormt een licht heuvelende vlakte met fel geërodeerde 'kouters, pannen ofwel oude moeren in gronduithollingen', oude duintoppen en de langwerpige landrug waarop het baandorp Moerbeke is ontstaan. In Stekene en Klein-Sinaai bevindt de Heirweg zich op deze landrug. Op de huidige stafkaart kunnen we zien dat de hoeve zich op een hoogte gelegen was (hoogtelijn van 5 meter). Het Houtland kenmerkt zich door de zanderige bodem die voornamelijk bestaat uit Tertiair Vlaams zand. Gezien de weinig vruchtbare zanderige bodem was dit geen goede plaats om aan landbouwactiviteiten te doen. Toch was het een interessante hoeve voor de pachters omdat bijna all landbouwgronden die men mee pachtte rond de hoeve lagen. Het merendeel van deze landbouwgronden zijn nu verdwenen door de aanleg van de expressweg N49.
Het was voor die tijd een vrij groot boerenhof, bestaande uit een huis met aanhangende varkensstal en een zeer grote schuur met strooien rieten dak. Deze schuur was van hout waardoor de hoeve bij veel mensen in die tijd bekend stond als het 'Houten hof'. Een banaming die nu niet meer gebruikt wordt. Op het hof stonden vier grote tamme kastanjes en rond het hof bevond zich een meidoornhaag.
Momenteel vinden we nog delen van deze haag weer. De meidoorns zijn echter in de loop van jaren uitgegroeid tot bomen. De kastanjes zijn gerooid ten tijde van de afbraak. De gebouwen werden in 1943 letterlijk tot de grond afgebroken om voor eens en voor altijd het kwaad dat hier heerste te bannen. Het boerenhof is nu herschapen in een bos dat voornamelijk bestaat uit dennen met ondergroei van bramen, brandnetels en Amerikaanse vogelkers.
Tegen de papdijk aan, vinden we nu nog resten van funderingen, een deel van de bakstenen vloer van de schuur en een tweetal onderaardse ruimten. Het valt niet met zekerheid te zeggen of deze ruimten kelders waren of beerputten. Voor de nieuwsgierigen onder jullie willen we opmerken dat deze restanten gelegen zijn op een priveterrein en dat boven de kelder instortingsgevaar is. (zie grondplan hoeve anno 1938). In de nabijheid van de hoeve bevond zich in een boom ook een houten kapelletje. De boom waar dat kapelletje inhing, staat er nog, op de hoek van het verlengde van de Papdijk met de Baggaartdreef.
De benamingen van de hoeve kunnen allemaal verklaard worden.
Baggaarthof:
De naam Baggaarthof duidt op de nabijgelegen Baggaart. Onze bevolking duidt de streek daar in zijn geheel aan als Baggaart hoewel die zich eigenlijk iets meer oostwaarts van de hoeve bevindt. In deze streek was er tevens maar één hoeve aanwezig. Na de tweede wereldoorlog heeft men de intentie gehad om een verkaveling in de Baggaart, nabij de Abelendreef door te voeren. Op elk van de kavels zou er een boerderij gekomen zijn. Van deze plannen is echter niets in huis gekomen.
De benaming Baggaart kunnen we op twee manieren verklaren:
1. In 'Moerbeke-Waas door de eeuwen heen' van auteur Gaston Lypens uit 1953 en op diverse oude landkaarten gebruikt men de schrijfwijze Boggaard. Boggaard heeft mogelijk dezelfde betekenis als het nu nog gebruikte dialectwoord bogaard, ofwel boomgaard. Een boomgaard als dusdanig met fruitbomen was hier echter niet te bespeuren zodat de hierna volgende verklaring allicht dichter bij de waarheid komt.
2. In de biotoopstudie over de Fondatie, Heirnisse en Baggaart, lezen we het volgende: De naam van het gebied 'Baggaart' komt van baggeren en aard. Baggeren betekent slik, modder en veen uit sloten ophalen. De uitgang is het personifiërende 'aard'. Dus: het bos van hakhout in drassige streek.
Pecsteengoed:
De benaming Pecsteengoed gaat ver terug in de tijd, nl. naar de 16de eeuw. In die tijd verleende Keizer Karel aan Freiherr Simon Von Pecstein voor bewezen diensten als kapitein van een afdeling Duitse ruiters de titel baron. Hij beleende hem tevens met landerijen oa te Moerbeke. Volgens de huidige stafkaart wordt met Pecstein ruwweg het gebied aangeduid tussen de Papdijk, de Oostvaart/Pereboomsteenweg (Haringlede) en het grensgebied met Klein-Sinaai (Wullebosbeek). Een afstammeling van bovenvernoemde baron was jarenlang burgemeester van Ruddervoorde. Of de hoeve op het Pecsteengoed gelegen was of dat ze ooit gebouwd werd door bovenvernoemde Freiherr of één van zijn afstammelingen, is twijfelachtig. Wél is geweten dat in de periode van de laatste bewoners van de hoeve een zekere Graaf de Pas eigenaar was. In de volksmond spreekt men van Graaf De Paa of Graaf De Pau. Graaf De Pas zou, aldus de mondelinge overlevering, dienst gedaan hebben als officier in het Franse leger tijdens de Franse revolutie. Tijdens deze revolutie werd in 1794 een decreet door de Fransen uitgevaardigd dat de kerkelijke goederen verbeurd verklaarde. Zo gebeurde het ook met de goederen op de Baggaart die tot dan eigendom waren van de abdij van Boudelo. De koper van deze gronden was Graaf De Pau. Vanaf dan werden deze gronden aangeduid als het 'Zwart Goed'. Verschillende inwoners van Klein-Sinaai wisten ons te vertellen dat Graaf De Pas later de bouw van de kerk en de katholieke school van Klein-Sinaai mee hielp financieren. Hij zou dit volgens hen gedaan hebben uit berouw voor zijn collaboratie met de Franse bezetter. De Franse revolutie had zich namelijk tegen de kerk gekeerd en paste zeer repressieve methoden toe. Met de nederlaag van de Fransen in de slag bij Waterloo (1815) was hun overheersing hier voorgoed voorbij. Of Graaf De Pas inderdaad deze financieringen gedaan heeft uit berouw valt nu niet meer te achterhalen.
Over Graaf De Pas zijn hulp aan de kerk kunnen we enkele voorbeelden vinden in documenten van heemkundige kring d'Euzie.
De kerk werd gebouwd in 1853-1854 en op de kerkraad van 18 maart 1877 werd beslist de kerk uit te breiden met twee zijbeuken. Dit alles gebeurde op uitdrukkelijke wens en verzoek van Graaf De Pas. De totale kosten hiervan bedroegen 25 936.32 frank waarvoor uit verschillende bronnen geld werd aangebracht. Graaf De Pas betaalde het bedrag dat men nog te kort kwam: 13 154.04 frank. In 1871 bekostigede Graaf De Pas het brandglasraam in het koor. De som bedroeg 1354.53 frank.
Van Eerwaarde Zuster Clara van het klooster in de Kasteelstraat hebben we het volgende verhaal van Graaf De Pas:
Onderpastoor Alois Muyshondt was onderpastoor te Sint-Maria-Oudenhove waar Graaf De Pas een kasteel had dat dienst deed als buitenverblijf. De onderpastoor en de graaf waren goede vrienden. In augustus 1869 werd onderpastoor Muyshondt pastoor te Klein-Sinaai. Op vraag van de pastoor, liet de graaf in 1870 een klooster met hierbij horend twee klaslokalen bouwen in de toenmalige Kloosterstraat (momenteel Pannenhuisstraat) te Klein-Sinaai. In die klooster namen vier zusters van de orde van de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid uit Sint-Maria-Oudenhove hun intrek. Deze zusters zorgden voor het onderwijs in de school.
Spookhof / Verdoemde hoeve:
De laatste twee benamingen zijn van latere datum en zull u aan de hand van enkele getuigenissen vlug duidelijk worden. Deze getuigenissen werden afgenomen van mensen die ooit woonden op de hoeve of van afstammelingen of familie. Het spreekt voor zich dat deze interviews enkel een beeld weergeven van het leven op de hoeve deze eeuw. De mondelingen overlevering geeft echter aan dat soortgelijke feiten zich ook daarvoor hebben afgespeeld. Tevens willen we opmerken dat sommige incorrecte verhalen wel eens een eigen leven zijn gaan leiden. Zeker als het gaat om verhalen van mensen die het ook maar 'van horen zeggen' hebben. Daarom het grote belang van onderstaande intervieuws met mensen die het van nabij meegemaakt hebben of die het uit eerste brond hebben vernomen.
Paul De Vos uit Moerbeke: 15/03/1996
Mijn grootouders hebben nad de Eerste Wereldoorlog rond 1919 tot het jaar 1925, een vijftal jaar op Den Baggaart gewoondin wat men nu het spookhof noemt. Daarvoor woonden ze recht tegenover de Tiendenschuur. Mijn grootvader heette Paul August De Vos en hij was gehuwd met Leonie Zaman. Ze hadden vijf kinderen. Toen mijn grootvader daar wilde gaan wonen, raadde men dit hem af. Bij hun voorgangers waren er reeds dode dieren geweest en andere rare dingen. Bij hun intrek in de hoeve stond deze volledig leeg en verlaten door ontij van de vorige bewoners. De mensen staken daar hun dode dieren onder de grond. Graaf De Pau was toen eigenaar van de hoeve. Tussen het graf van Cyriel Clauwaert, die bij de afbraak van de hoeve in 1943 stierf en het graf van Leonie Zaman lager er slechts twee graven. Ze stierven beiden in hetzelfde jaar.
Remie Van Lent uit Stekene: 26/02/1996
Mijn meter Emelie Van Lent en haar echtgenoot Emiel Cerpentier hebben in de jaren dertig op de hoeve gewoond. Ze hebben er zeer lang gewoond. Ze hadden zes kinderen. Ze woonden daar in een groot huis waaraan een varkensstal met afhangend dak was gebouwd. Deze varkensstal was zeer primitief. In de winter legden ze er mest op om beter te isoleren tegen de koude. Dit was vooral nodig voor de kleine biggen. Verder stond er ook nog een zeer grote schuur met een strooien dak. Mijn meter en haar man zijn uiteindelijk verhuisd naar Tereken in Sint-Niklaas omdat ze op het Spookhof zoveel onheil waren tegengekomen. Varkens, paarden en runderen gingen er op onverklaarbare manier dood. Zo kwamen ze eens van de Pereboom waar ze drie of vier kieten melk naartoe hadden gebracht. Ze reden met een kar die getrokken werd door twee drachtige merries. Op het hof gekomen vielen de merries plotseling dood neer. Dode dieren werden op het boerenhof zelf in de grond gestoken. Om het kwaad te verjagen werd op iedere deur van de schuur (en dat waren er veel) een wit kruis geschilderd. Mijn vader, Gust, zei ooit tegen zijn vrouw dat de paters van Dendermonde kwamen om het kwaad af te lezen. Er werd ook een noveen gedaan. Dit was negen dagen lezen. Er zijn na mijn meter nog mensen komen wonen. Dit is maar een korte tijd geweest door de vele tegenslagen. Dat zullendan ook de laatsten geweest zijn die daar gewoond hebben, want daarna is de hoeve afgebroken.