Dit verhaal gaat terug tot de maand april van het jaar 1975. Alfons De Belie, opgraver van de Boudelo-Abdij haalde een hilarische grap uit met enkele wetenschappers en politici die de opgraving kwamen bezoeken. Aanleiding was het gerucht dat het verhaal van Reynaert in de abdij van Boudelo zou zijn geschreven... Wij schetsen de geschiedenis zoals het echt is gebeurd.
De Gentse professor Frank Baur vertelde aan zijn studenten dat 'Van den Vos Reynaerde' in de Boudelo-abdij werd geschreven.
Dat zette Maurice Nonneman (1907-1979) aan om te trachten het volledige Reynaertland te reconstrueren in vele publicaties en enkele tentoonstellingen.
Willem die de Reynaert schreef, kende blijkbaar het Waasland op zijn duimpje. Het is haast onmogelijk het ergens anders te situeren. De documenten, betreffende de stichting van deze abdij, evenals haar latere bezitsname, zijn volledig in overeenstemming met het landschapbeeld van Reynaert.
In 1971 werd begonnen met de opgravingen van de Boudelo-abdij door Fons De Belie.
In de loop van de volgende jaren vroeg Nonneman verschillende malen aan Fons De Belie of er nu nog geen bewijzen gevonden werden, die het schrijven van de Reynaert in de Boudelo-abdij zouden bevestigen. Op 31 maart 1975 kwam de melding dat op 1 april een uitzonderlijk 'hoogst wetenschappelijk gezelschap' de opgraving zou komen bezoeken.
De Belie begon te fantaseren over een aprilgrap: Misschien een wastafeltje met schrijfstift, of een stuk perkament met een tekstfragment?
De enige mogelijkheid zou een epigrafische tekst zijn, mogelijk een grafsteen. Maar in de Boudelo-abdij plaatste men geen grafstenen op de graven van de paters.
Op 1 april besloot Alfons De Belie een bewijs te leveren aan Nonneman dat het verhaal van De Vos Reynaerde in de Boudelo-abdij werd geschreven.
Gedurende de hele voormiddag werkte hij zijn plan uit en graveerde hij de inscriptie in een 13de eeuwse kloostermop (baksteen), die gevonden was in een graf, als steun voor een kist, en die daarom geen mortelsporen vertoonde.
Naast het origineel ingebakken kruisje werd de tekst op zo'n wijze door hem ingegrift, dat dit technisch niet te onderscheiden was van een authentieke inscriptie. De tekst luidde: 'Wilhem de Baudelo, die reynaerde maecte'.
De Belie begroef de steen aan het voeteinde van een graf dat zich op ongeveer 1 meter diepte in de gele zavel aftekende.
Na de middag kwam het gezelschap op de plaats van de opgraving aan: Maurice Nonneman en zijn familie, professor Leopold Peeters van Amsterdam, Burgemeester Abdon Heyse, Theo Penneman, Alfons Van der Linden en leden van het bestuur van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas. (zie foto)
Kort na hun aankomst vroeg Nonneman opnieuw aan De Belie of het graf van Willem, de kleine prior, die volgens hem de schrijver was van Reynaert, nog niet gevonden was.
De Belie toonde daarop het graf dat hij had voorbereid om er een demonstratie te geven van de opgravingstechniek, waarbij de grond in milimeterdunne laagjes zorgvuldig verwijderd en onderzocht wordt. Opeens een uitroep van verrassing: "Een steen, een steen!" "Staat er geen inscriptie op?"
De steen werd zorgvuldig opgetild en afgeborsteld, zodat de tekst zichtbaar werd.
Nonneman zei onmiddellijk: "Dat is de letter van het Comburgse handschrift". Hij ontcijferde de tekst onder grote stilte en stamelde onthutst: "Ik heb dan toch gelijk, eindelijk het onbetwistbare bewijs".
Nonneman was in alle staten en zijn vrienden meenden dat hij een beroerte zou krijgen. De schrik sloeg De Belie om het hart na zijn schalkse daad.
Toen de grootste verbazing was verdwenen, vonden enkelen onder het geleerde gezelschap, dat het toch eigenaardig was dat die steen juist nu gevonden werd. Theo Penneman, sarcastisch als altijd, vroeg om verder te graven, zodat men misschien de pluim zou vinden waarmee de monnik geschreven had.
Bij het omdraaien van de steen, stond te lezen in keukenlatijn: 'Fecit 1 aprilos 1975'.
Algemene hilariteit om deze vossestreek bij de meesten, ontgoocheling en verontwaardiging bij enkelen. De secretaris van de Oudheidkundige Kring vond het ongeoorloofd zo een grap uit te halen bij zo een select gezelschap.
Professor Peeters wilde de steen meenemen naar Amsterdam als getuige van de populariteit van Reynaert in het Waasland.
Die dag is de steen nog een tweede maal opgegraven, met name voor het BRT programma 'Vrije Tijd'.
Alfons De Belie gniffelde vele jaren na de feiten nog altijd na over de gewaagde grap die hij had durven uithalen. Het had zijn geloofwaardigheid in het gedrang kunnen brengen, maar het gezelschap van wetenschappers genoot er kennelijk van, net als van zijn werken die vele jaren later over de opgravingen zijn verschenen. (tdw)
Bron: Boudelo's kerk en orgel - 1993 - pag 61- 63