Vervoer van Stekense bakstenen en tichels voor de 14de eeuw


2. De abdij van Boudelo
2.1 Vroegste monastieke baksteenproductie in Vlaanderen
Stekene bezit het oudste schriftelijke bewijs in Vlaanderen voor het bestaan van de baksteennijverheid op haar grondgebied. Hier was immers de Cisterciënzerabdij gelegen met de naam Boudelo (Klein-Sinaai). Een regest uit de oorkonden van die abdij vermeldt dat Joanna van Vlaanderen in 1223 aan de abdij twee bunders grond schonk gelegen te Stekene om er “stenen van te maken” . De schenking was niet toevallig: ze gebeurde pas nadat men de situering van de kleihoudende gronden vernomen had van al aanwezige steenbakkers.


Afb. 2
De abdij van Boudelo
Detail uit: “Caerte figuratieve van de gronden van het Bisdom van Gent te Wulfsdonck binnen de Prochie van Moerbeke in den Lande van Waes”. F. Horenbault (na 1567). (Kaartencollectie E. Hofman)

Het is zo goed als zeker dat de plaats waar klei aanwezig was, aangeduid werd door dezelfde steenbakkers die de stenen voor de kerk van Stekene vervaardigden. Alles wijst erop dat zij de monniken de kunst van het maken van bakstenen aanleerden.
Twee argumenten staven deze bewering:
a)    het formaat van de kloostermoppen is bijna identiek aan dat van de stenen die voor de kerk van Stekene gebruikt werden .
b)    op het ogenblik dat de bouwwerken aanvingen, beschikte de abdij niet over voldoende lekenbroeders om zelf stenen te vervaardigen . De productie van de kloostermoppen voor Boudelo werd opgestart door Stekense steenbakkers.

2.2 Situering van de geschonken kleigronden
Door toponymisch onderzoek van documenten uit het archief van Boudelo kon de ligging van deze kleihoudende gronden gesitueerd worden. Hier werden de kloostermoppen vervaardigd die gebruikt werden voor de bouw van de abdij. Later werd het gebied uitgebreid. Het cijns- en rentenboek (1261-1263) vermeldt dat de abdij grond had gekocht van Daniël de Potterde, gelegen in de wijk “Huecht” . De huidige wijkbenaming is “De Huicke”. In subscript staat het toponiem “Maenscine” vermeld. “Maenscine” is de vroegere benaming voor de straat die de oostelijke grens van deze wijk vormde . Met deze aankoop breidde Boudelo zijn gebied aan kleigronden uit en vestigde er zijn “tichelarie” . De ontginningsplaatsen waren gelegen in het alluvium van een wad dat van zuid naar noord door het gebied liep. Later werd het gekanaliseerd.


Afbeelding 3.
Situering van de abdij van Boudelo met het kleiwinningsgebied.
Detail uit: “Caerte figurative van het Land van Waes”. Anthony Van Landeghem 1681.” (RAG KP 433)

2.3 Transport van de kloostermoppen en tichels naar de abdij
Deze depressie mondde uit in de Durme. Die rivier was onderhevig aan getijdenwerking. Bij vloed liep de depressie, tot tweemaal per dag, vol water. De monniken maakten dankbaar gebruik van dit natuurfenomeen. Met platbodems verscheepten zij hun bouwkeramische materialen naar de bouwwerf in Klein-Sinaai. De depressie grensde aan de zuidelijke grens van hun domein. Dat kan erop wijzen dat de monniken hun vestigingsplaats niet lukraak hadden gekozen: zij kenden de mogelijkheden die een waterweg bood. (bron Jackie Thiron, heemkring d'Euzie)

 

© 2019 Tony De Wilde. All Rights Reserved.

Please publish modules in offcanvas position.